Recensie Black - De Morgen: 'Een welkome mep in je gezicht'… | NTGent

Recensie Black - De Morgen: 'Een welkome mep in je gezicht' *****

| 20 maart 2019
​Er zit veel humor in Black, Luk Percevals voorstelling over het Belgische kolonialisme, maar vrolijk word je er niet van. Twee uur lang confronteert de achtkoppige cast het publiek met een gitzwarte geschiedenis, die vandaag nog geschreven wordt.

Home is where the hatred is.” Zo luidt de leuze van William Henry Sheppard. Sheppard is een zwarte missionaris uit Virginia, die aan het einde van de 19de eeuw naar Congo Vrijstaat reisde. En er aanschouwde hoe de troepen van onze Belgische koning Leopold II plunderden, moordden en verkrachtten.

Dat was wel degelijk ‘onze’ koning Leopold II, wil theatermaker Luk Perceval duidelijk maken. In Black: The Sorrows of Belgium I: Congo, zoals de volledige titel luidt, is hij niet bang om de gitzwarte Belgische geschiedenis ook in de huidige maatschappij te laten weerklinken. Black verbloemt niets. Black is een brute confrontatie met ons vaderlands verleden, en onze neiging om dat verleden onder de mat van de passiviteit te vegen.


Perceval lapt politieke correctheid aan zijn laars – het n-woord wordt niet geschuwd – om zijn publiek uit die comfortabele, witte theaterbubbel te sleuren

Verwacht geen klassiek theater, met uitgediepte personages en een heldere verhaallijn. De reis van Sheppard – vertolkt door de Congolees-Belgische acteur Nganji Mutiri en de Franse actrice Yolanda Mpelé – is niet meer dan een leidraad. De andere castleden nemen nu eens de rol van de verteller op zich, en spelen dan weer een bijrolletje. Ze geven commentaar op de zaken, en betrekken het publiek bij wat er op de scène gebeurt.

De kwaliteiten van de vier ‘bekende’, witte acteurs – Frank Focketyn, Tom Dewispelaere, Peter Seynaeve en Chris Thys – worden schitterend uitgespeeld. Zij zijn de publiekstrekkers, en zij zijn degenen waarin de toeschouwers zich herkennen.

Focketyn speelt de koloniaal-met-de-zweep die Jef Geeraerts ooit was, en de verkrachtingsscènes lijken zo uit diens Gangreen-cyclus te komen. Maar vooral Seynaeve en Dewispelaere blinken uit, en krijgen met hun komisch talent het publiek op de hand. Tot hun personages afglijden in een misplaatst superioriteitsgevoel, de vierde wand doorbreken en de kijkers meesleuren in pijnlijk racistische denkbeelden. “Ze kunnen niets”, roept Seynaeve, en hij vraagt de zaal om die leuze te herhalen. De ongemakkelijke stilte die dan volgt, is moeilijk te beschrijven.

Spiegel

Daarin zit de grote kracht van deze voorstelling: Black confronteert de gemiddelde NTGent-bezoeker met zijn of haar tegenstrijdigheden.

Natuurlijk weten alle toeschouwers dat het not done is om karikaturaal te dansen op ‘Awimbawe’, maar als het gebeurt, vinden we het ook een beetje grappig – en dat wringt. We weten dat onze geschiedenis bedroevend gruwelijk is, maar we verkiezen het ze niet onder ogen te zien. Perceval lapt politieke correctheid aan zijn laars – het n-woord wordt niet geschuwd – om zijn publiek uit die comfortabele, witte theaterbubbel te sleuren. Fijn is dat niet, noodzakelijk wel. Het is een welkome mep in je gezicht, die je wakker schudt en dwingt om in een weinig flatterende spiegel te kijken.

Vormelijk valt er ook nauwelijks iets op af te dingen. De tableaus die de acht acteurs samen creëren zijn beeldschoon, maar nooit vrijblijvend. De koloniale gruwelen – onthoofde lijken, afgehakte armen, rauwe verkrachtingen – worden beschreven en niet getoond, maar het maakt Black niet minder intens.

Dit is theater in zijn meest prangende, relevante verschijningsvorm, theater dat zich met beide voeten in het hier en nu bevindt

De muziek van Sam Gysel is opzwepend en onheilspellend: ze onderstreept de aantrekkingskracht van het Afrikaanse continent, maar ze verklankt evengoed de horror die zich er heeft afgespeeld. De jonge actrice Andie Dushime, een oerkracht op het podium, imponeert met twee lang uitgesponnen zangpartijen: de eerste, waarmee Black opent, is uitnodigend, de laatste, waarmee Black besluit, is doordrenkt van een beklijvende, maar trotse droefheid.

In de laatste rechte lijn is Perceval niet bang om het onrecht rechtstreeks, onverbloemd aan te kaarten, en zijn cast nog veel minder. Focketyn stelt in een rechtstreeks pleidooi onze passiviteit aan de kaak, Mutiri confronteert ons met het hedendaagse racisme, als een erfenis van onze koloniale geschiedenis waarmee we dringend komaf moeten maken.

Die pamflettaire toon had snel verkeerd kunnen uitpakken, maar Black had zich geen gepaster slot kunnen indenken. Dit is theater in zijn meest prangende, relevante verschijningsvorm, theater dat zich met beide voeten in het hier en nu bevindt.

De komende twee jaar werkt Perceval verder aan zijn The Sorrows of Belgium-trilogie: in Yellow buigt hij zich over de collaboratie met de Duitse bezetter, in Red draait het om de aanslagen in Brussel. De verwachtingen zullen gespannen zijn. Want met Black heeft hij de lat bijzonder hoog gelegd.

-Ewoud Ceulemans, De Morgen, 18.03-2019