Recensie Black - De Standaard: 'Een meeslepend ritueel'****

| 20 maart 2019
In ‘Black’ slaagt Luk Perceval er met glans in ons de duistere krochten van Congo te doen voelen én ons zacht maar toch dwingend een geweten te schoppen over de impact van het kolonialisme en hedendaags racisme.

Die openingsscène alleen al! Op het repetitieve geroffel van drummer Sam Gysel schrijden de acht acteurs, vier witte en vier zwarte spelers, het voorpodium op. Ze zingen en wiegen op de Afro-Amerikaanse bluestraditional ‘You gotta move’, als één gezamenlijk koor, opgewonden over de ontdekkingen die ze willen doen in Congo.

Achter hen hangt een groot doek, met daarop een getekende plattegrond van het enorme land, het exotische terra incognita waar westerse ontdekkingsreizigers vanaf 1850 zo over droomden. Stanley en Livingstone kent u, hun heroïsche avonturen haalden de geschiedenisboeken. Maar de kans is groot dat William Henry Sheppard, die in deze proloog op vertrekken staat, u niets zegt.

Daar zijn twee mogelijke verklaringen voor: zijn zwarte huidskleur en zijn dissidente stem. De VS hadden nog maar net de slavernij afgeschaft, een maand voor Sheppard er werd geboren. Dat hij in 1890 op calvinistische zending wou naar Congo, werd gemengd onthaald. Sommige oversten waren blij, omdat hij zo misschien nóg blacks kon aanmoedigen om ‘terug te keren’ naar Afrika.

‘We kunnen onze geschiedenis niet veranderen, maar we kunnen wél kiezen hoe we die geschiedenis vertellen’

In een andere racistische reflex zadelden ze hem op met een witte collega: Sam Lapsley. Die kon niet goed aarden in Congo, maar Sheppard wel. Als Mundele Ndom (‘zwarte witte man’) wist hij het vertrouwen te winnen van de lokale bevolking én vond hij er zelfs deels zijn zwarte ziel terug.

Maar Congo zadelde hem ook op met een gigantische degout. Het racisme van de kolonialen. Hun seksueel misbruik. De uitbuitingen op de rubberplantages. Het roven van rijkdommen. Enzovoorts.

Awimbawe

Sheppard tekende zijn ervaringen op in reisverslagen, die de blauwdruk vormen van Black. Maar net als de Congostroom meandert deze voorstelling vele kanten op. Er klinken echo’s uit Black Venus van Jef Geeraerts (bij monde van een geile, van witte suprematie doordrongen Belgische koloniaal, gespeeld door Frank Focketyn), maar evengoed komen Shakespeare en James Baldwin voorbij.

Perceval ambieerde hier een polyfonie aan perspectieven en stemmen. Net als in zijn eerdere productie Front (over de strijd in de Eerste Wereldoorlog) lopen in Black vele talen door elkaar, soms in dezelfde zin. We horen Engels, Frans, Vlaamse dialecten en – met een satirische knipoog – zelfs Awimbawe-Afrikaans van de kolonialen. Voeg daar nog de opzwepende, bezwerende live muziek bij en het zeer fysiek doorleefde spel, en je krijgt een zinderend gesamtkunstwerk.

​Zeg gerust: een meeslepend ritueel, in een sfeervolle scenografie.

Zodra het achterdoek valt en de reis van Sheppard en Lapsley start, staan we met onze voeten mee in het Congolese moeras. Een massa touwen die naar beneden bungelt, doet denken aan een woeste jungle, of aan lianen – waar Tom De Wispelaere, die als een bezetene enkele radicale kolonialen vertolkt, aan slingert.

Maar evengoed worden de touwen de zwepen waarmee de zwarte bevolking wordt gemarteld. Al worden de ergste scènes – het afkappen van een hand, ongewenste penetraties – niet uitgebeeld, wel verteld. Maar daardoor hakken ze er niet minder in.

Zwarte geit

Het hoge tempo gaat gaandeweg wat liggen. Er komen verstilde momenten, zoals de minutenlange regenbui, waarbij iedereen roerloos schuilt onder één afdak.

De groepsscènes ruimen baan voor solo’s van alle acht gewéldige acteurs. Peter Seynaeve zorgt als Lapsley voor enige comic relief, maar ook voor plaatsvervangende schaamte wanneer hij de personages van Aminata Demba en Andie Dushime in de taalles dwingt tot vernederende uitspraken als ‘Ik ben een dwoaze zwarte geit’.

Sheppard, vertolkt door de Brussels-Congolese acteur Nganji Mutiri, blijft lang op de achtergrond. Aan het eind richt hij zich rechtstreeks tot het publiek, met de zaallichten aan. In een mooie, door hem geschreven speech pleit Mutiri voor radicale gelijkheid en meervoudige identiteit.

Aminata Demba vult hem aan, vanuit haar ervaringen als zwarte burger in België. Zij vat het hele opzet van Black nog het best samen: ‘We kunnen onze geschiedenis niet veranderen, maar we kunnen wél kiezen hoe we die geschiedenis vertellen.’

En dat doet Perceval in Black, het eerste deel van zijn NTGent-trilogie The sorrows of Belgium, met verve. Met de vele stijlen en de vele lijnen tussen slavenhandel, kolonialisme en racisme bij ons, had dit gemakkelijk een stuurloos stuk kunnen opleveren, maar Perceval houdt de regie strak in de hand. Hij verzandt niet in pamflettair krantenartikel­theater, maar legt wel de vinger op de wonde en wijst ons op ons gebrekkige historische besef én onze huidige, vaak zo stuntelige omgang met multiculturaliteit.

Een groots werk.

Filip Tielens, De Standaard ****