Reportage Trouw: ​Hoe kijken jonge, zwarte Belgen naar ‘Black’?

| 21 maart 2019
Trouw ging naar de première met twee jonge opiniemakers. Wat zegt de voorstelling volgens hen over de stand zaken in het Belgische kolonisatiedebat?

‘Alsof ik excuses kreeg van de culturele elite van dit land’

Don Pandzou (31) werd geboren in Congo-Brazzaville. In 1992 kwam hij met zijn familie naar België, omdat zijn vader gezocht werd vanwege zijn activisme tegen het regime van Mobutu. Hij studeerde sociaal-cultureel werk en is jeugdbeleidsmedewerker bij de Ambrassade, de Vlaamse overheidsorganisatie voor jongerenwerk. In 2008 richtte hij Waka Waka Generation op, een stichting die activiteiten organiseert voor sub-sahara-Afrikaanse jongeren. Ook organiseert hij debatten en spreekt hij regelmatig over dekolonisatie en racisme.

“Een rollercoaster”, verzucht Don Pandzou als hij de zaal uitloopt. “Ik vind het echt goed, maar het is wel duidelijk gemaakt voor een wit publiek. Vooraf dacht ik: deze voorstelling is er voor mij. Maar als Belgische Congolees had ik op meer herkenning gehoopt. Daar miste ik wat.

‘‘Zo is muziek heel dominant aanwezig in de voorstelling. Ik had rumba verwacht, maar ze beginnen met een lied uit de Amerikaanse soul. Daar raakten ze mij in eerste instantie kwijt. Gaandeweg kwamen er meer muzikale invloeden die ik ken uit Congo, waardoor ze dichter bij mijn belevingswereld kwamen.

‘‘Ik werd heel erg getroffen door de scène waarin Sam Lapsley, de witte missionaris die met Sheppard meereisde, ziek wordt, het niet meer ziet zitten in Congo en zich met een stok tot voor aan het podium sleept en dan zijn excuses aanbiedt aan het publiek voor de gewelddadigheid van het kolonialisme. Voor mij voelde dat echt alsof ik excuses kreeg van de culturele elite van dit land. Met deze voorstelling maakt de regisseur echt een statement.

‘‘Wat ik ook interessant vond is dat de witte personages in de voorstelling krankzinnig gedrag vertonen en zwelgen in hun verdriet, terwijl de zwarte personages rationeler en waardiger omgaan met hun pijn. Dat is een omkering, omdat in het publieke debat vooral zwarte vrouwen vaak worden weggezet als emotioneel en boos. Maar ik weet niet of andere zwarte jongeren de voorstelling ook zo zouden ervaren. Als je Belgisch-Congolese jongeren deze voorstelling laat zien, zal de maatschappijkritische boodschap aan ze voorbij gaan. Bij hen zal het witte perspectief hard binnenkomen, zoals de missionarissen die obsceen met hun achterwerk bewegen en het lachende publiek.”

Voor mij voelde dat echt alsof ik excuses kreeg van de culturele elite van dit land. Met deze voorstelling maakt de regisseur echt een statement.
Don Pandzou - jeugdbeleidsmedewerker bij De Ambrassade

‘Naast bekende blanke spelers vier zwarte acteurs: revolutionair’

Nadia Nsayi (34) werd geboren in Kinshasa, Congo. Ze heeft een Congolese moeder en een Belgo-Congolese vader. Op vijfjarige leeftijd verhuisde ze met haar moeder naar België. Nsayi studeerde politieke wetenschappen in Leuven en werkt als beleidsmedewerker Congo voor de christelijke ngo’s Broederlijk Delen en Pax Christi. Sinds enkele jaren mengt ze zich nadrukkelijk in het debat over het koloniale verleden.

“Stevig”, is het eerste oordeel van Nadia Nsayi, na de twee uur durende première. “Ik heb mij de hele tijd afgevraagd: hoe komt dit over bij een wit publiek? Vooral in het begin twijfelde ik daaraan, er werd veel gegrinnikt om zaken die ik niet grappig vond.”

“Ik ben blij dat het publiek aan het slot expliciet wordt aangesproken op de vooroordelen en de discriminatie die vandaag nog steeds aan de orde zijn, dat Aminata Demba vraagt: hoe kijken jullie naar mij? Dat vond ik een cruciaal moment, daarin krijgt het publiek een spiegel voorgehouden. Die provocatie is nodig.”

“Dat er naast vier bekende blanke spelers vier zwarte acteurs op het podium staan is echt revolutionair. In 2010, toen Congo 50 jaar onafhankelijk was, kwamen nog vooral oud-kolonialen aan het woord. In de bejubelde theatervoorstelling ‘Missie’, een paar jaar geleden geschreven door David Van Reybrouck, kwam alleen het perspectief van een witte pater aan bod over zijn zendingswerk. Dat kan nu echt niet meer. We krijgen eindelijk een volwaardige stem. Het stuk had wel meer over de koloniale tijd tussen 1908 en 1960 mogen gaan. Nu gaat het over de wandaden van koning Leopold II. We moeten niet in de val trappen om te denken dat het daarna allemaal beter werd met ‘de nonnekes en de paterkes die schooltjes en ziekenhuisjes’ bouwden. Maar dat ligt heel gevoelig in België. Over de periode van Leopold II is wel consensus, maar veel witte Vlamingen hebben een grootvader, oom of neef die missionaris was in Congo en die bedoelden het allemaal goed.

“Ik betrapte mezelf erop dat er een moment in de voorstelling was dat ik ook empathie voelde voor die witte missionarissen, die met goede bedoelingen meegingen in de koloniale propaganda. Een fractie van een seconde dacht ik: shit, die mannen gaan er ook aan onderdoor. Daar had ik moeite mee, het voelt niet proportioneel. Het grote geweld is de Congolezen aangedaan, de empathie moet liggen bij de gekoloniseerden.”

Het grote geweld is de Congolezen aangedaan, de empathie moet liggen bij de gekoloniseerden.
Nadia Nsayi - beleidsmedewerker Congo voor Broederlijk Delen en Pax Christi