Portret Ersan Mondtag: De meester van het lugubere | NTGent
Ersan Mondtag Kasparhauser Hupfeld 2152 Web 1

Portret Ersan Mondtag: De meester van het lugubere

| 14 september 2018
Een portret van de Duitse theaterbestormer Ersan Mondtag.In het Duitse theater is er niemand meer te vinden die nog niets van dit enfant terrible heeft gezien of in ieder geval van hem heeft gehoord. Het werk van regisseur en vormgever Ersan Mondtag houdt het midden tussen theater, beeldende kunst en performance. Vanuit zijn diepgewortelde fascinatie voor horror bespeelt hij de angsten van de toeschouwer meesterlijk met zijn extreem visuele stijl. Mondtag toont zich dit seizoen voor het eerst met twee producties aan het Belgische publiek.

Ersan Mondtag werd geboren als Ersan Aygün, maar tijdens een identiteitscrisis als tiener vertaalde hij zijn Turkse familienaam gewoon lettergreep per lettergreep naar het Duits. Aygün = dag van de maand = ‘maanddag’ (Mondtag). Zo luidt de bekoorlijke artiestennaam van iemand die zichzelf als kunstenaar in de brede zin van het woord beschouwt, en niet alleen als theatermaker. Zijn doorbraak beleefde hij bij het Berliner Theatertreffen in 2016, waar hij uitgenodigd was met zijn werk Tyrannis (2015), gecreëerd in het Staatstheater Kassel. De productie werd vervolgens uitgenodigd op het festival Radikal jung in München.

Tyrannis tast zoals veel werk van Mondtag enthousiast de grijze zone af tussen theater en beeldende kunsten. Op het toneel leeft een gezin zijn dagelijkse leventje alsof het bandwerk is. Vijf personen ontmoeten elkaar aan een eettafel, trekken zich terug in hun kamers, ruimen op, kijken tv, doen allerhande dingen zonder ook maar een woord te zeggen. Het is een stille theateravond, die zijn fascinatie ook dankt aan hoe het met lugubere zaken speelt. Opeens staat er een zwarte vrouw voor de deur die het gezin uit zijn routine brengt. Tyrannis biedt een twee uur durende reflectie op de angst voor het vreemde. Mondtag bedacht niet alleen het verhaal, maar ook de spectaculaire vormgeving: schreeuwerige kleuren, de waanzinnigste kapsels en weelderige decors. Een psychedelische trip. Daarbij bewegen de figuren zich merkwaardig, vertraagd, hortend, eerder als robots dan als mensen. Pas aan het einde, bij het applaus, wordt duidelijk dat de acteurs het stuk bovendien blind hebben gespeeld: hun ogen zijn gesloten, er zijn grote nepogen op hun gezicht geschilderd.

Mondtag staat sowieso bekend als een regisseur die veel vraagt van iedereen met wie hij samenwerkt. Hij doorbreekt graag de routine van acteurs, door ze bijvoorbeeld in vormeloze fatsuits te steken of hen achterwaarts te laten lopen, waarbij ze hun vertrouwde ideeën van acteren achter zich moeten laten. Vaak wordt hij verkeerdelijk geciteerd met de uitspraak dat acteurs voor hem slechts rekwisieten zijn, omdat hij ooit heeft gezegd dat acteurs voor hem even belangrijk zijn als rekwisieten. Er zijn bepaalde acteurs met wie hij altijd weer samenwerkt, zoals met de danseres Kate Strong of de Belgische acteur Benny Claessens. De aanname dat hij niet van acteurs houdt, kan er ook mee te maken hebben dat ze bij hem vaak niet schitteren in hun individualiteit. Soms kun je de afzonderlijke figuren zelfs nauwelijks van elkaar onderscheiden. Mondtag houdt ervan om zijn spelers in originele kostuums te steken die het volledige lichaam bedekken, met opgeschilderde bloedsomlopen (Der alte Affe Angst uit 2016) of opgenaaide stoffen genitaliën (Die Vernichtung uit 2016 en Das Internat uit 2018).

“Mondtag houdt ervan om zijn spelers in kostuums te stoppen die het hele lichaam bedekken, met opgeschilderde bloedsomlopen of opgenaaide genitaliën.”

Driedubbeltalent

Ersan Mondtag werd in 1987 geboren in Berlijn en groeide op in de wijk Kreuzberg. Na een stage bij de regisseurs Frank Castorf en Claus Peymann assisteerde hij het Noorse theatermakersduo Vegard Vinge en Ida Müller, dat opzien baarde met een twaalf uur durende performance van John Gabriel Borkman (2011) aan de Berliner Volksbühne. Zijn studie aan de Otto-Falckenberg-Schule in München zette hij na anderhalf jaar stop, en hij werd in het seizoen 2013-2014 lid van de regiestudio van Schauspiel Frankfurt, waar hij zich zoals eerder in München in de kijker plaatste met eigenzinnig werk dat steevast bij Radikal jung te zien is.

In 2016 vertoonde hij bij de opening van de Goethe-Festwoche in Frankfurt een adaptatie van Goethes Iphigenie, waarin bijna niet gesproken wordt, maar dat wel vreselijk bloederige associaties wekt: de scène ziet eruit als een met rode stof beklede, geheimzinnige plek, iets tussen een badtempel en een offerplaats. Op de voorgrond is een klein bad met water te zien, achteraan een groot ondiep bad. Figuren omzomen het toneel als standbeelden, en mannen en vrouwen, in rode zwemkledij, nemen het zwembad in. Het water kan nu eens als bloed worden beschouwd, dan weer als het begin van het leven; de ene keer als een oersoep, de andere keer als verjongingsbron. Mondtag vertelt hier zoals wel vaker geen gestructureerd verhaal, maar legt veeleer gevoelswerelden vast in beelden.

“De aanname dat Mondtag niet van acteurs houdt, kan ermee te maken hebben dat ze bij hem vaak niet schitteren in hun individualiteit.”

Telkens weer stellen zijn ensceneringen de mens voor als een collectief wezen. Dat verbindt Mondtag met de even succesvolle regisseur Susanne Kennedy, die ook voor beroering zorgt met zeer typerende en vaak spectaculaire toneelensceneringen en radicale regievoeringen. Kennedy is binnen het Duitse theater momenteel de enige vrouw die kan concurreren met de buitenissige werken van Mondtag. Geen wonder dat ze vaak naast elkaar op een podium zitten, zoals laatst bijvoorbeeld bij het Theatertreffen in Berlijn, waar Kennedy even nonchalant als zelfverzekerd verkondigde: ‘Theater van individuen interesseert mij niet.’ Een zin die Mondtag wellicht zou onderschrijven. Maar om daaruit af te leiden dat Kennedy en Mondtag niet geïnteresseerd zouden zijn in mensen op de scène, zou een misverstand zijn.

Al hun poppen, avatars, zombies, cyborgs en andere transhumane figuren zijn in feite wezens die het mens-zijn laten zien–de zuiverste vorm van mens-zijn. Hun werken houden daarbij het midden tussen theater, beeldende kunst en performance. Stefan Bläske, hoofddramaturg bij het NTGent, beschouwt Mondtag als een van de visueel sterkste regisseurs van het moment: ‘In feite is hij een beeldend kunstenaar die imposante werelden creëert, waarbij schoonheid en wreedheid op een boeiende manier met elkaar in interactie gaan.’(in een Persoonlijk (en ongepubliceerd) interview van de auteur met Stefan Bläske)

Mondtag wil zichzelf en het theater telkens opnieuw uitdagen. Hij zet premières in scène, houdt zich bezig met de ontwikkeling van bepaalde stukken, adapteert filmthema’s en is niet bang voor klassiekers – volgend seizoen ensceneert hij in Keulen bijvoorbeeld Die Räuber van Schiller. Onlangs bracht hij daar ook de première van het nieuwe stuk van Sibylle Berg, Wonderland Avenue (2017). Daarvoor veranderde Mondtag de scène van Depot 2 van Schauspiel Köln in een ‘museum van de menselijke intelligentie’. De acteur Bruno Cathomas beheerst het decor in de vorm van een enorm standbeeld, samengesteld uit stukken van zijn gezicht en zijn lichaam. Het ligt als een gestrande walvis vooraan op de scène, en de twee hoofdpersonages van de avond liggen erop te slapen: de echte Bruno Cathomas en de eerder vernoemde Kate Strong. De ietwat gebrekkige taal van kunstmatige, aardige intelligente wezens en ook het feit dat science-fictionverhalen in het theater zelden echt goed werken, gaat Mondtag te lijf met zijn bekende creatieve drang.

Het is in die drang dat hij sterk verschilt van zijn collega’s. Meestal fungeert Mondtag niet alleen als regisseur, maar ook als zijn eigen vormgever. In 2016, het jaar van zijn doorbraak, verkoos het tijdschrift Theater Heute hem niet alleen tot jong talent van het jaar, maar ook tot jong decorontwerper van het jaar. Een dubbeltalent, of zelfs een driedubbeltalent, omdat hij ook graag zelf zijn verhalen verzint. Zo ook in het geval van De living (The Living Room), het werk voor NTGent waarmee hij zich in 2019 voor het eerst aan het Belgische publiek wil voorstellen. Stefan Bläske kent Mondtag nog uit diens studietijd in München, en Eva-Maria Bertschy, ook dramaturge bij Milo Rau, heeft in Bern de dramaturgie voor Mondtags Die Vernichtung gedaan, waardoor samenwerking in Gent voor de hand lag. Dat Milo Rau en Mondtag allebei vertegenwoordigd worden door het agentschap Schaefersphilippen, heeft daar ook een rol in gespeeld.

Mondtag had tijd en had bovendien een idee klaarliggen dat verenigbaar was met de strenge richtlijnen van het Manifest van Gent. Verrassend staat daar onder punt 8 te lezen: ‘Het totale volume van de decorstukken moet kleiner zijn dan 20 kubieke meter, d.w.z. moet vervoerd kunnen worden in een bestelwagen die je met een gewoon rijbewijs mag besturen.’ Eigenlijk onvoorstelbaar voor Mondtag, die de theatergilde niet zelden gek weet te maken met zijn grootse ensceneringen. Af en toe krijgt hij te horen dat verdere samenwerking niet langer op prijs wordt gesteld. Hij reageert daar uiterst ontspannen op, want hij kent zijn reputatie als enfant terrible van het theater en spreekt heel rustig over zijn ensceneringen. ‘Het is nu eenmaal gevaarlijk om mij de scène in handen te geven’, voegt hij er in een telefoon- gesprek met de nodige zelfironie, of als je wilt arrogantie, aan toe. Voor België houdt hij het nu dus beperkt tot een kleine productie, die gemaakt is om mee te reizen. (Noot van de redactie: in tegenstelling tot in Vlaanderen, waar jonge theatermakers weinig de kans krijgen om voor de grote zaal te creëren, werken in Duitsland heel wat jonge podiumkunstenaars zoals Susanne Kennedy, Christopher Rüping, Robert Borgmann en Kay Voges op een dergelijke grote schaal als Mondtag. De theaters worden goed gesubsidieerd door de overheid en dragen dus minder financiële risico’s. Voor meer info over de Vlaamse context en de moeizame doorstroom van jonge regisseurs naar het grote platform, zie het artikel van Coussens, Evelyne (2015, juni), Jonge makers in grote huizen: buigen of breken?rekto:verso.)

Angstruimte

‘Waarschijnlijk zal het weer een stuk worden waarin niet gesproken wordt, zoals Tyrannis’, zegt Mondtag aan de telefoon. Centraal staat het laatste uur in het leven van een vrouw. Op scène zijn twee identieke woonkamers te zien, waarin twee identieke vrouwen zitten, gespeeld door de Belgische tweelingzussen Doris en Nathalie Bokongo Nkumu (ook bekend als
het dansduo Les Mybalés). Hun leven wordt één keer voorwaarts, één keer achterwaarts bekeken – twee tijden die parallel verlopen. Het wordt weliswaar een relatief kleine productie, maar met een overweldigende esthetische kracht, belooft Mondtag, die ook bekendstaat om zijn grote mond. Dat komt niet overal goed over.

“Hoogdravendheid en een grote mond maken evenzeer deel uit van Mondtags aura als zijn openheid en spontaniteit.”

Er bestaat in de theaterwereld hoe dan ook onenigheid over zijn werk. Dat was al zo toen hij de eerste keer op het Theatertreffen werd uitgenodigd met Tyrannis. Terwijl sommige mensen een daverend applaus gaven, zaten anderen demonstratief te geeuwen. Tot op heden vindt de ene hem een hip geval dat abonnees afschrikt, en een arrogant kereltje, terwijl de andere hem ziet als een moedige theatervisionair en een vernieuwer van de theaterkunst.

‘Theater is voor mij ook ergernis’, zei hij op het Theatertreffen in mei tijdens een discussie rond ‘Unlearning Theater’. De opmerking sloeg op zijn relatie met het publiek, maar je kunt ze ook algemener beschouwen en er de critici en het theater zelf bij denken. Hoogdravendheid en een grote mond maken evenzeer deel uit van Mondtags aura als zijn openheid en spontaniteit. Hij is iemand die mensen op de tenen trapt; op dat vlak blijft hij trouw aan zichzelf. En hij doet dat met een verbazingwekkend zelfvertrouwen. Compromissen in het kunstbedrijf beschouwt hij als bedreigend voor de kunst. ‘Ik heb geen zin om mensen ergens van te overtuigen.’

Intussen werkt Mondtag regelmatig voor de belangrijkste huizen in Duitsland, zoals de Münchner Kammerspiele, het Thalia Theater in Hamburg, het Berliner Ensemble en het Maxim Gorki Theater in Berlijn. Zijn ensceneringen weerspiegelen vaak de angsten van de huidige tijd en gaan ermee in dialoog. Aan het Theater Dortmund bracht hij begin dit jaar met Das Internat een obscure voorstelling, waarbij de toeschouwers onthaald werden op gekras van raven en enge geluiden. Een echt spookkasteel, een dodenhuis, overheerst de draaiende scène. Er is een slaapzaal die eerder doet denken aan een kamp, er staan smalle britsen in waarop mensen liggen als foetussen in de moederbuik. De eetzaal zorgt telkens weer voor orde onder de figuren, terwijl de wasruimte een giftig gele, natte ruimte blijkt te zijn die herinnert aan douches die we kennen uit internaten, maar die tegelijk aan vernietigingskampen doet denken. Das Internat bevat diverse angstruimtes; de scène lijkt een vleesgeworden nachtmerrie. De bewoners zien er grotendeels hetzelfde uit: hun uniformen zijn tegelijk concreet en niet concreet. ‘Gelijkgeschakelde’ mensen die in de pas lopen. Het gaat weliswaar om scholieren, maar het zouden evengoed bewoners van een instelling of gevangenen kunnen zijn. Hoewel het geheel zich onder de op het eerste gezicht ondubbelzinnige titel Das Internat afspeelt, kun je niet zeker weten waar je je bevindt.


Zeker is wel dat Mondtag zich hier eens te meer laat zien als meester van het lugubere. Zoals hij al in Tyrannis heeft gedaan, verbindt hij motieven uit sprookjes en horrorverhalen met diverse associatiemogelijkheden tot een gruwelijk feest. Dat Mondtag een diepgewortelde fascinatie heeft voor horrorfilms, blijkt een uitgesproken geluk te zijn voor het theater. Er zijn niet veel theaterregisseurs die zo vaardig de angsten van het publiek bespelen. Wat hem onderscheidt – en dat kunnen we niet genoeg benadrukken – van veel regisseurs van zijn generatie, is zijn onvoorwaardelijke vormdrang. Bij Mondtag manifesteert zich een regelrechte decoratiewoede door, die bij momenten esthetische parallellen met de werken van Vegard Vinge en Ida Müller oplevert. Hun esthetica deed ook denken aan de productie Kaspar Hauser en zonen (2018) bij het Theater Basel – alweer een samenwerking met toneelschrijfster Olga Bach, die ook de tekst geschreven heeft voor het tweede stuk waarmee Mondtag op het Theatertreffen gevraagd was: Die Vernichtung (‘de vernietiging’). In de enscenering in Basel stak hij zijn creaturen in vormeloze fatsuits en rangschikte hij ze tot een grotesk ballet van gewelddadigheid. Als kiemcel van alle kwaad verschijnt het gezin. Van 1940 tot vandaag wordt het leven van een vondelingenkind getoond, dat bij Bach een kleine middenstander wordt. De figuren spreken een kunstmatige taal en gedragen zich ook uiterst eigenaardig.

Er is geen noemenswaardige handeling, maar keerpunten van de twintigste eeuw en in het gezinsleven van de Hausers worden onder de schijnwerpers geplaatst. Het dubbelzinnige, onverklaarbare en vage maakt evenzeer deel uit van Mondtags als de eis aan de toeschouwers om zich zelf verhalen in te beelden.

Zelfoptimalisering

‘Theater is ervaring, geen mededelingsvorm’, heeft componist-regisseur Heiner Goebbels ooit geponeerd. Dat geldt voor Mondtags ensceneringen in het bijzonder, die vaak meer dan woorden vertellen over de eigenzinnig gechoreografeerde lichamen van de acteurs en de ondubbelzinnig ingezette muziek. De vorm overheerst dus de inhoud? Geenszins. Vorm = inhoud. Dat was ook zo in Die Vernichtung. Bachs tekst cirkelt weliswaar rond het levensgevoel van mensen die zich door de grootstad begeven, maar haar tekst strandt steeds weer in aanduidingen, verliest zich in het diffuse, nodigt uit tot associaties, zoals ook de cinemascope-scène van Mondtag, die een uiterst ambivalent landschap creëert, tegelijk Tuin van Eden en toegang tot de hel. Want hoe fantastisch de teksten van Olga Bach ook mogen zijn, om maar te zwijgen van de klassieke stukken die Mondtag ensceneert, altijd zijn het de raadselachtige, doldrieste beelden die vooral de toeschouwers beklijven. Mondtags verwijzingen naar de beeldende kunst zijn daarbij niet te overzien: met veel gevoel voor humor citeert hij zowel de hoge als de popcultuur.

Het Museum für Moderne Kunst (MMK) in Frankfurt gaf Mondtag vorig jaar de kans een eigen tentoonstelling te maken, waarbij hij in dialoog trad met werken uit de collectie. Een bijzondere eer. Voor zijn show, getiteld I Am a Problem, liet Mondtag een buisachtige constructie kronkelen door de met knalgeel plastic beslagen ruimtes. Blijkbaar verwees die naar de lintworm die operadiva Maria Callas met een glas champagne zou hebben opgedronken, om overtollige kilo’s kwijt te raken. De begaanbare worm is een creatie van kunstenaarscollectief Plastique Fantastique. De legende rond Maria Callas verwijst daarbij naar het centrale thema van de tentoonstelling: zelfoptimalisering. De werken lieten zich lezen als dat wat Callas in de loop van haar leven aan beelden en voorstellingen belichaamd heeft: een prikkelend en opwindend parcours langs allerlei vrouw- en mensbeelden. Het lichaam in de ruimte en de verpoppingen van dat lichaam kregen daarbij een heel bijzondere rol. Net zoals in de ensceneringen van Ersan Mondtag.

Mondtag zou in de toekomst graag het Duitse paviljoen willen inrichten voor de Biënnale van Venetië, waar geruchten soms al op zinspelen. Ook met andere tentoonstellingsmakers is hij in gesprek. Maar hij zegt ook: “Ik heb de theaterkunsten nodig.” Voor een post als intendant, die hij in het verleden bij de Schaubühne in Berlijn al ambieerde, staat hij momenteel niet meer te springen, ook omdat hij naar eigen zeggen werk genoeg heeft als vrij regisseur. Bovendien is Berlijn hem juist te ongunstig en te agressief in de omgang met de kunst, zegt hij – een verwijzing naar het hele geruzie en theater rond Chris Dercon en de Volksbühne. Dat hij hem samen met Benny Claessens zou kunnen opvolgen, zoals die  laatste onlangs heeft voorgesteld in De Standaard44Tielens, Filip (2018, 16 juni). “Die oude generatie doet alles al 100 jaar hetzelfde. Ik wil het anders doen.” Op bezoek bij enfant terrible Benny Claessens in Berlijn. De Standaard., lijkt dus weinig waarschijnlijk. Zeker is wel dat Ersan Mondtags grootse ensceneringen ook in de toekomst over de tongen zullen rollen.

Deze tekst verscheen oorspronkelijk in Etcetera 155 (https://e-tcetera.be/de-meester-van-het-lugubere/).

Shirin Sojitrawalla werkt als freelancejournaliste gespecialiseerd in theater en literatuur, voor Theater der Zeit, nachtkritik.de, taz, Deutschlandfunk e.a. Sinds 2016 maakt ze deel uit van de jury voor het Berliner Theatertreffen. Ze werkt en woont in Wiesbaden. Els Snick tekende voor de vertaling.

Het werk van Ersan Mondtag is volgend seizoen in België te zien: ‘Die Vernichtung’ speelt op 13, 14 en 15 februari (2019) in NTGent. De living gaat in première op het Kunstenfestivaldesarts 2019 en is van 16 tot 18 mei ook in NTGent te zien. In 2021 zal Mondtag samen met Benny Claessens ‘Der Silbersee’ van Kurt Weill bij Opera Vlaanderen regisseren.

Alleen de mens kan fantaseren Alles zit nog vol met toekomst Voorbij de ­waanzin wacht de zachtheid Tot het aan de binnenkant blijft plakken Met gesloten ogen kan je zien wie je wil