Hoeveel ondernemen we in een mensenleven zonder enige vorm van twijfel?

Kunstenaar Madonna Lenaert vertrok voor hun bijdrage aan het vuuritueel 'Fire, Walk with Me' vanuit de ervaring van transpersonen. Een traject dat samenviel met een belangrijke beslissing in hun persoonlijk leven. "Een zachte ruimte, vol trans personen, die samen een woordeloos spel speelden dat geen regels kent. Het was hartverwarmend en teder; een droom die uitkwam."



Het project begon met een persoonlijk keerpunt, een heldere scharnier in mijn bestaan. Na vele jaren van twijfelen, voor me uitduwen en het nemen van immense omwegen was de dag aangebroken: ik wist eindelijk zeker dat ik wou starten met hormoon vervangende therapie (HRT). Dit onomkeerbare besef, of eerder het onomkeerbaar omarmen van het sluimerende besef, kwam tot me na een retraite in de Abdij van Orval. Zo'n retraite onderneem ik quasi elk jaar sinds het zesde middelbaar, al zitten er toegeven een paar gaten in. Om het verhaal over dit project goed te kunnen vertellen, wil ik eerst iets schrijven over die terugtrekking, die de moeilijkste en zwaarste was die ik tot op vandaag heb ondernomen.
Mijn dagen in de Abdij van Orval
De eerste dagen in de Abdij bracht ik door in een ongelooflijke waas, alsof ik er helemaal niet was. Mijn gedachten waren onhelder, mijn geest verstoord, mijn ideeën verward. Het duurde vier volle dagen alvorens ik me weer kon oriënteren. Eigen aan verblijven in de Abdij is de ervaring van afgeslotenheid, misschien zelfs eenzaamheid, en het volledig doorbreken van je eigen dagelijkse ritme. Het zijn die disrupties, die ik jaarlijks bewust opzoek, die het mogelijk maken om met een nieuwe blik en vergrootglas naar binnen te staren. De gevoelens die ik hier beschrijf zijn geen gevoelens die daarvoor deel waren van mijn bewuste realiteit. Eerder zijn het onderstromen die steeds verborgen bleven, in toom gehouden door dagelijkse cycli, taakjes, structuur, kortetermijndoelen, drukte.
Wat ik me helder herinner, is dat ik in de late namiddag van de vierde dag een boswandeling maakte. De planten om me heen waren gereduceerd tot onherkenbare structuren die me vreemd voorkwamen. Mijn verlangen duwde me van het pad weg, het wijdere bos in. Verlost van de richting en gewoonte die een pad inboezemt, begon ik te dwalen. Het was geen wild of druk bos, maar eerder een bos met veel ruimte tussen de bomen; een bos waarin je ver kan kijken. Omdat ik er altijd ben in de winter, opent het bos zich nog verder — de hemel altijd zichtbaar.
De bruine en onbekende vlaktes brachten me uiteindelijk terug naar een vertrouwd wegeltje. Ik dartelde een paar treden naar beneden om over een romantisch bruggetje te wandelen dat me naar de Abdij zou leiden. Mijn lichaam was vermoeid en mijn geest nog steeds ver weg. Ik verlangde naar het harde bed en het sobere eten die op me wachtten. Halverwege de brug kwam ik tot stilstand om naar het kolkende water te kijken. De stroom zag er fris en helder uit. Niet zoals die typische donkere rivieren die Belgische bossen maar al te vaak doorploeteren, maar water dat rinkelt en speelt.
Mijn eerste impuls was om mijn kleren uit te trekken en me in het water onder te dompelen, maar de vrieskou hield me tegen. Ik verlangde om dichtbij de helderheid van het water te zijn, om net zo te bruisen, om verfrissing te zijn en mee te dragen. Mijn verlangen was zo groot, mijn angst en verdriet om mijn innerlijke toestand zo aanwezig, dat ik had kunnen huilen. Als ik had kunnen huilen.
Ik nam water uit het zijzakje van mijn rugzak, dronk grote slokken, liet de ervaring me gronden. Mijn ogen bleven groot naar het wilde water staren. Ik kon me verbeelden hoe het ijzig over mijn scalp zou lopen, tussen de wortels van mijn lange haren in, of tussen mijn zweterige tenen. Het water zou om me heen kunnen spoelen, me anders achterlaten dan het me gevonden had. Bij gebrek aan lef om het water in te duiken, het me te laten omringen, hield ik mijn eigen water met uitgestrekte arm voorbij de balustrade van het bruggetje en goot het uit in de kolkende en eindeloze massa onder mij. Wat me ertoe had bewogen om dat te doen, kan ik niet verklaren, maar het voelde monumentaal.
Ik had geluld en gekwaakt, maar nooit, nooit gesproken. Wat een omwegen had ik gemaakt
Op dag vijf ontwaakte ik helderder dan ik me in lange tijd had gevoeld. Het werd me duidelijk dat hoe ik leefde niet houdbaar was. Of, als het wel houdbaar was, dan alleszins niet wenselijk. Mijn ervaring van de concrete, tastbare wereld rondom mij vervaagde omdat mijn ervaring van lichamelijkheid dat ook deed. Leven, realiteit en bestaan werden eerder theorie dan praktijk. De disruptie die tijdelijk wonen in de Abdij teweegbrengt, toonde me die realiteit op een harde manier, terwijl het dagelijkse leven die realiteit eerder onderdrukte of verhulde.
Het besef volgde snel dat de vraag die ik al zo lang met mes en vork op mijn bord heen en weer duwde zich nu wel erg pertinent stelde. Wat was ik van plan met het lichaam waarin ik leef? Met dat lichaam dat ik al 26 jaar meezeul, steeds minder graag, steeds minder zorgzaam, steeds minder rustig, steeds minder zacht? Hoe ver zou ik de kloof tussen mijn lichaam en mijn geest laten groeien? De illusie waarin ik lang leefde — dat die kloof vanzelf zou overgaan met tijd, dat ik eraan zou wennen, ermee zou leren leven — kon me niet langer sussen.
Omringd door de dikke muren van de Abdij van Orval, overzien door Maria die Jezus op haar heup draagt, overviel het besef me kristalhelder. Het was tijd om de stap die ik al zo lang uitstelde te zetten, en het proces richting hormoontherapie op te starten. Geen uitstel meer, geen terugkomen op mijn beslissing, geen mondjesmaat. Ik kon en wou dit niet langer toedekken met dagdagelijksheid, kleine zorgen, escapisme of banale twijfels. Vroeger was ik iemand die meer wou voor zichzelf dan die had. "More than I was promissed to begin with", schrijft Virginnie Despentes in het boek King Kong Theory. Maar waar was die persoon naartoe? Hoe zou ik van die schim opnieuw een mens maken?
In de periode daarna dreven ook andere gevoelens naar boven die volgden uit het gekristalliseerde verlangen. Door de politieke en maatschappelijke tumult die nu bestaat — artificieel in het leven geroepen door bepaalde politici — rond trans personen en trans bestaan, is de ruimte om te spreken over verdriet, over rouw, over gemis heel beperkt geworden. Als je trans bent en dingen aan je lichaam verandert, moet je altijd en overal voor de volle honderd procent overtuigd zijn van elke stap die je zet. Nochtans, en dat raakt verloren, gaat elk proces van transitie gepaard met verdriet. Zelfs als we enthousiast datgene tegemoet zien waarnaar we evolueren, kunnen we verdriet voelen over het achterlaten. Zelfs als we iets achterlaten waar we niet gelukkig van worden.
Hoeveel dingen ondernemen we in een mensenleven zonder enige vorm van twijfel? Wie ondernam ooit al iets dat exact uitdraaide zoals verwacht?
Het lichaam waar ik 26 jaar in leef zal langzaamaan veranderen. Ik ben niet blij met dat lichaam, het maakt dat ik me verschrikkelijk voel, maar ik ken het wel goed; elk haartje, elke plooi, waar het hard en waar het zacht is. Hormoontherapie zal mijn vetverdeling veranderen, waar en hoeveel lichaamshaar er groeit, hoe makkelijk ik spieren krijg, hoeveel ik moet bewegen om mijn stamina te onderhouden, hoe vettig mijn huid is, hoe blinkend mijn haren eruitzien.
Naast de lichamelijke verschillen zijn er ook de immateriële veranderingen. Bijvoorbeeld mijn libido, seksueel verlangen, romantische interesse, hoe ik naar de toekomst kijk, de grootte en de zwaarte van emoties. Langzaamaan zal alles richting nieuw verschuiven en laat ik het gekende achter. Het achterlaten voelt makkelijk en juist, maar wel als achterlaten.
Dat afscheid was een lange tijd onderwerp van mijn traject bij de seksuoloog, dat ik zelf altijd als warm en positief heb ervaren. Mijn seksuoloog nam me bij de hand om samen stil te staan bij de vragen die ik heb, de twijfels die in me leven. In de loop van een paar maanden stonden we stil bij wat allemaal zou veranderen, en welke impact dat op mijn leven zou hebben. Ze maakte ruimte voor onzekerheid en verdriet, zonder daarmee de duidelijkheid en onvermijdelijkheid van mijn nood te minimaliseren. Wat ben ik haar dankbaar.
Toch bleven een paar vragen onbeantwoord, zoals vaak het geval is bij belangrijke veranderingen. Hoe markeer ik deze veranderingen? Waar kan ik erover spreken? Waar kan ik naartoe met mijn verdriet over het achterlaten van een lichaam, het achterlaten van een manier van de wereld beleven? Op welke manier kan die kwetsbaarheid bestaan in de wereld, zonder omgedraaid te worden en tegen mij gebruikt te worden?
Daarin schuilt de paradox
Er schuilt een ogenschijnlijke paradox in die vragenstorm, die de moeite is om te bespreken. Als trans personen gerepresenteerd worden in populaire media wordt vooral gefocust op de pijn en het lijden dat soms deel is van trans bestaan. Verhalen die het grote scherm halen, schenken vooral aandacht aan het moeilijke, het niet-lukken, de manier waarop mensen afzien, het eeuwig proberen om ergens in te passen. Het aantal films dat dit frame hanteert, is legio: The Danish Girl (2015), Boys Don’t Cry (1999), Dallas Buyers Club (2013), A Fantastic Woman (2017), 3 Generations (2015), Laurence Anyways (2012), Something Must Break (2014), The Crying Game (1992), Breakfast on Pluto (2005), Transamerica (2005), Girl (2018),...
Wat die verhalen typeert, is dat ze dehumaniseren door te focussen op trauma, en niet op zelfbeschikking. Ze vertellen het verhaal vanuit een cisgender lens, en kijken dus van buitenaf naar het leven van een trans persoon. Wat overblijft, is niet de volledigheid van trans bestaan, maar wat gezien wordt door cisgender personen als de sensationele onderdelen of kantelpunten in een trans leven. Er wordt een erg normerend verhaal verteld over trans zijn, waarin personen altijd in een volledige fysieke transitie gaan, terwijl de realiteit is dat slechts een klein percentage dat doet.

Tegelijkertijd ervaarde ik zelf dat er geen ruimte was voor mij om te praten over verdriet, over afzien. Daarin schuilt de paradox: als de wereld zo gefocust is op de pijn en het verdriet dat gepaard gaat met trans zijn, waarom was het dan toch onbespreekbaar? Wel, net de enorme focus op de ‘lijdensweg’ van trans personen belemmert de ruimte voor het praten over de complexiteit van een transitie. Bij veel mensen leeft het idee dat je wel volledig, zonder enige reserves, overtuigd moet zijn van alles wat je doet om die stappen te zetten. Je wordt geacht perfect te weten waar je aan begint, zonder speling op je intentie of verwachting. Want wie kiest voor zo’n helse tocht, moet die overtuiging toch tot in elke vezel van hun ziel voelen?
Maar wie is er ooit zeker van de dingen die ze doen? Hoeveel dingen ondernemen we in een mensenleven zonder enige vorm van twijfel? Wie ondernam ooit al iets dat exact uitdraaide zoals verwacht? Is niet voor iedereen intens geluk ook al hand in hand gegaan met verdriet, verlies en afscheid, zonder dat die schijnbare tegengestelden afbreuk doen aan elkaar?
Het doet denken aan hoe je voor 2017 in België een volledige medische sterilisatie moest ondergaan om je gendermarker op je identiteitskaart te laten aanpassen, waardoor weinig mensen er beroep op deden. De valse conclusie van velen was dat er dus niet veel trans personen waren. De realiteit is dat er veel trans personen zijn die alsnog een biologisch kind willen, of simpelweg geen sterilisatie willen laten uitvoeren. Het doet ook denken aan de Antwerpse trans vrouw Priscilla, die na haar transitie vocht voor het recht om getrouwd te blijven met haar vrouw toen het homohuwelijk in België nog illegaal was.
Is het 'pride' of 'sorrow'?
Al lang loop ik met twijfels over de grote evenementen waar we ons als queer gemeenschap achter (lijken te moeten) scharen. Ik heb het dan over de grote prides, zoals die in Brussel of, veel erger nog, Antwerpen. Langzaamaan zijn die evenementen uitgehold tot parades waaraan eender wie kan meedoen, zolang ze maar betalen en een minimaal charter ondertekenen. Zo loopt ondertussen de politie mee in de stoet en kunnen ook de liberalen en Vlaams-Nationalisten het niet laten hun koppen te vertonen. Waarom zij een plaats krijgen in een stoet die zou moeten gaan over onze gemeenschap is mij altijd een groot raadsel geweest. Voor de moedwillige lezer: mijn kritiek is niet dat pride events te ver gaan, maar dat ze absoluut niet ver genoeg gaan. Het gaat me niet over de opzichtigheid, waar sommige conservatieve leden van onze gemeenschap kritiek op uiten, maar net over het gebrek aan daadkracht en lef.
Grote prides lijken steeds verder weg te drijven van tendensen die leven in de eigen gemeenschap. Thema's als ‘strijdvaardigheid’, ‘kritiek’ en ‘solidariteit’ verliezen hun plek. Vrienden van me kregen al het verwijt dat ze "te politiek" waren tijdens een pride — geen idee wat dat betekent. Veel mensen in de gemeenschap, waaronder ook ik, spreken zich al jarenlang uit tegen die uitholling. Dat er gefeest moet worden op een dag van verzet — waarbij onze levens, identiteit en genot een plek krijgen — is evident, noodzakelijk en radicaal. Maar als er naast dat feesten weinig andere dingen gebeuren, als er geen politiek verhaal of eis is, als het publiek noch de line-up diversiteit vertoont en intersectionaliteit geweerd wordt, zitten we met een groot probleem.
Overigens vind ik pride, trots, een moeilijke emotie; ik heb er weinig mee en vind het iets raars om ons achter te verenigen. Queer zijn is absoluut iets waar we trots op mogen zijn, en die trots mogen we ook uitdragen. Ingaan tegen maatschappelijke verwachtingen en de druk van een samenleving weerstaan, een druk die zich op ontelbaar veel manieren manifesteert, is een heuse prestatie. Maar een evenement vernoemen naar trots maakt dat het een soort eis wordt, een minimum waaraan jou zou moeten voldoen, alsof het iets is dat ons allemaal verbindt.
If you are silent about your pain, they’ll kill you and say you enjoyed it
Veel mensen voelen zich helemaal niet trots, of voelen zich niet enkel trots. Mensen worstelen met verschillende emoties in hun stappen richting een nieuw besef en leven. Queer zijn gaat vaak gepaard met verdriet, met verlies — van wat en wie we kennen, van het leven dat voor ons werd ingebeeld, van het leven dat we ergens ook voor onszelf hadden ingebeeld. Wat gaat er schuil achter die trots die we verwacht worden uit te dragen? Welke complexere en zwaardere emoties benoemen we niet om het feest — het platte en commerciële feest dat de grote prides geworden zijn — niet te verstoren, en wat houden we daarmee in stand?
Al lang vraag ik me af wat er zou gebeuren als queer mensen zouden samenkomen om hun verdriet, rouw, woede, verlies, teleurstelling, kwetsuur, honger, verlangen, zachtheid, breekbaarheid, onzekerheid, eenzaamheid te delen met de wereld. Het herinnert me aan een stille belofte die ik mezelf maakte toen ik ongeveer zestien was en waar ik nog steeds volmondig aan gehoorzaam. Wat ik nooit zou doen, sprak ik af met mezelf, was in stilte lijden. De pijn en complexiteit waarmee ik werd geconfronteerd omwille van mijn identiteit zou iets worden dat iedereens probleem werd, waar iedereen zich bewust van zou zijn; niet iets wat in stilte in mij zou leven tot de dag dat ik stierf.
Toen de vraag van NTGent kwam om deel te nemen aan Fire, Walk with Me, gesteld door de geweldige en tedere Rojda Gülüzar Karakuş, zat ik middenin de opstart van mijn proces richting hormoontherapie. Ik zat middenin het verdriet dat daarmee gepaard gaat, middenin het gevoel dat het politiek klimaat steeds vijandiger wordt jegens trans personen, middenin mijn twijfels over grote en dominante prides en de impact daarvan op onze gemeenschap. In het midden van dat alles, kwam de vraag, concreet en afgebakend, en tegelijkertijd abstract en erg vrij. Hoe zou een vuurritueel voor trans personen eruit kunnen zien, en had ik zin om zo’n traject op poten te zetten en begeleiden? Op het eerste moest ik even broeden, maar dat ik het wou doen, was glashelder.
Te lezen boeken
De conceptuele puzzelstukken vielen al snel op hun plek toen ik besefte dat het eigenlijke traject min of meer gelijk zou lopen met de opstart van mijn hormoontherapie. Ik had een intens verlangen om, zoals ergens ook wel eigen is aan wie ik ben, me te verdiepen en wentelen in sorrow – bedroefdheid, smart, droefheid, treurigheid, somberheid, mistroostigheid.
Sorrow wordt omschreven als een groot gevoel van verdriet of ellende dat voortkomt uit verlies. Het vat goed samen wat er onder meer in me omgaat. Naast de blijdschap en het vieren, naast de trots en de bevrijding, voel ik namelijk ook iets anders, iets zwaars. Over die zwaarte, die ik lang niet kon of durfde uitspreken uit angst om mijn ‘geloofwaardigheid’ te schaden, wou ik het kunnen hebben.
Dat wentelen, verdiepen en ‘hebben over’ wou ik doen door enerzijds historische weerklank te vinden in de verhalen en levens van trans personen die vroeger leefden, zoals ze zichzelf documenteerden, en niet zoals anderen het graag zouden vertellen. Anderzijds wou ik ook met een groep peers in het thema duiken, horen wat resoneert voor wie en op welke manier mensen zelf ook sorrow ervaren en hoe ze er mee omgaan.
Het historisch onderzoek was bijzonder en rijk. De ontelbare verhalen die ik terugvond, voelden als troost me toegeroepen over de afgrond van de geschiedenis heen. Al snel werd duidelijk dat de emoties waarmee ik worstelde niet enkel van mij of deze tijd waren. Ze droegen een universaliteit in zich. Dat bracht perspectief en rust, en hernieuwde kracht. Stone Butch Blues (1993) van Leslie Feinberg is daarbij aangrijpend, belangrijk en ankerend geweest. Al kon ik door de beperkte tijd mijn literatuurstudie minder ver doorzetten dan ik had verlangd. De lijst met te lezen boeken is nog steeds een stuk langer dan die met de al gelezen boeken.
Het proces vat aan
Op de vooravond van de start van mijn hormoontherapie, een scharniermoment dat maandenlang in de maak was, lanceerde ik op Instagram mijn open call. Daarin legde ik kort en bondig uit welke emoties ik wou onderzoeken en waarom. Ongeveer vijftien personen reageerden op de oproep, sommigen uit interesse zonder eigenlijk beschikbaar te zijn, anderen eerder aftastend, anderen met beide voeten vooruit. Soms naasten en bekenden, zoals mijn dierbare hartsvriendin Joppe, soms mensen waar ik al samen mee had gedanst op een godverlaten feest, soms totaal onbekenden. Voor elk antwoord, elke uitgestrekte hand, elk verhaal, elke connectie, was ik oneindig dankbaar en vereerd.
Als werkstructuur koos ik voor een methode die mij vertrouwd is. We begonnen met praten, gingen dan over tot lezen en praten, en daarna trokken we ‘de vloer’ op. Elke werksessie eindigde met samen eten, wat onlosmakelijk verbonden is met het creëren van gemeenschap en vertrouwen.
Over het eerste deel wil ik weinig kwijt, omdat ik de beslotenheid van dat stuk van het proces niet wil schaden. Het is eigen aan zo’n fase, zeker als een ruimte enkel bestaat uit mensen die een identiteitsmarker en identitaire positie delen, dat er uitzonderlijke dingen gedeeld worden. Veel daarvan kon enkel bestaan in de context waarin het werd gedeeld en hoort niet thuis in een tekst die het licht ziet. Graag bedank ik de hele groep voor hun openheid, hun verhalen, hun inzichten. Samen nadenken over elkaar en de wereld was een daad van generositeit. Ieders tussenkomst was een stukje van de grotere puzzel.
And that's when you find a place, and you try to bar the door and check all the people who come in. You come together to see what you can do about shouldering up all of your energies so that you and your kind can survive
Alles verliep vlot, en toch stonden we plots voor een muur. Hoe ga je van een groepsgesprek naar een ritueel? Wat voor de ene een symbool van bevrijding was geweest, vormde voor de ander een herinnering aan een drukkend verleden. Tegelijkertijd voelden die symbolen voor iedereen te eenvoudig. Te klein voor de grote emoties, de abstractie en de spiritualiteit die bij gender(transitie) horen.
Bovendien had niemand het gevoel dat hen in een rechtlijnige transitie zat met een duidelijk omlijnde nieuwe fase om in te landen. Waar we naar snakten, was bevrijding. Niet een nieuwe kooi, niet nieuwe verwachtingen, niet nieuwe standaarden om aan te voldoen. Multiform, noemde iemand het.
Toen we de vloer opgingen, besloot ik daarom al gauw om de groep richting abstractie te leiden. We hanteerden een paar eenvoudige basisprincipes om tot spontane groepschoreografieën te komen die geen voorbereiding nodig hadden. Voor sommigen was bewegen op muziek, en zeker abstract bewegen, iets volledig nieuw. Daarom begonnen we met korte sessies gevolgd door een nabespreking.
Genderloze bewegingen
Dit proces was bevrijdend en opende nieuwe registers. Het had een zichtbare impact op de groep. Ook voor mij was het erg bijzonder. Nooit eerder had ik de oefeningen die ik aanbracht, grotendeels geleend van mijn KASK Drama opleiding, mogen doen in een trans ruimte. Sommige obstakels die vijf jaar erg voelbaar waren, verdwenen. Nieuwe blikken, betekenissen en narratieven openden zich, snel, om nooit meer te sluiten.
Wat ik me helder herinner, is hoe een groepsgenoot aangaf zich vrij te voelen van gender. Die persoon duidde zo helder wat ook ik had ervaren in die sessie: dat bewegingen die normaal als mannelijk of vrouwelijk zouden gelezen worden, en je vermijdt omdat de buitenwereld ‘consequentheid’ verwacht, plots wel toegankelijk waren en zelfs fijn voelden.
Hoe waardevol en rijk dit proces ook was, het nam niet weg dat wat er gebeurde nog niet als een ritueel aanvoelde, noch een echt rituele functie leek te vervullen. We experimenteerden met doorschijnende doeken — geleend van hoe Arnold van Gennep schrijft over sluiers — en het uitspreken van dingen die we wouden achterlaten. Toch misten er elementen die het geheel verbonden en kracht gaven als ritueel. Als groep raakten we er niet onmiddellijk aan uit, en zelf vond ik geen antwoorden in literatuur of andere artistieke voorstellen.
Met Barbara Raes, artistiek leider van NTGent en drijvende kracht achter Fire, Walk with Me, sprak ik over de fases waaruit een ritueel bestaat: dood, liminaliteit, geboorte. Of: separatie, liminaliteit, re-integratie. Ze stelde voor om de groepsleden uit te nodigen een individueel ritueel te ontwikkelen en te delen. Zo zouden mensen wel aan de slag kunnen met concrete elementen, en zouden we kunnen werken aan iets wat minder compromissen kent dan een collectief ritueel.
Maar voor mij voelde dat aan als falen. Het uitgangspunt was het vinden van een grote gemene deler, datgene wat onze ervaringen verbindt, wat we allemaal delen zonder het te weten. Als de ongeduldige gulzigaard die ik ben — wat hou ik ervan om een ongeduldige gulzigaard te zijn — wou ik dit proces niet als een tussenstap zien. Nee, we zouden er raken, we zouden het kunnen, dat wist ik; het moest, ik wou het, ik verlangde het, ik had het nodig om het te voelen en mee te maken. Mogelijks zelfzuchtig, maar hoe kon ik die realiteit, die hunkering, negeren?
Een zachte ruimte, vol trans personen, die samen een woordeloos spel spelen dat geen regels kent. Het was hartverwarmend en teder; een droom die uitkwam
Ook binnen de groep bleef het verlangen naar collectiviteit harder overeind dan het verlangen om iets te tonen dat compromisloos was. Wel konden we aan de slag met de natuurlijke elementen en dramaturgische boog die Barbara ons bood. Die gaven voeding aan onze bewegingen en hielpen ons muziek te kiezen.
We herhaalden, op basis van die structuur, de oefeningen waarmee we al eerder aan de slag gingen. We doorliepen telkens een proces van fysieke bewustwording in ons eigen lichaam, ruimtelijk bewustzijn met en via ons lichaam, bewustzijn van de anderen in de ruimte, connectie met muzikale impulsen, … Van daaruit zochten we open, vrij en abstract spel op met elkaar. Er werd veel gelachen en gegiecheld, en soms leek het alsof oude wonden toch nog geheeld raakten. Een zachte ruimte, vol trans personen, die samen een woordeloos spel speelden dat geen regels kent. Het was hartverwarmend en teder; een droom die uitkwam.
Blik naar binnen
Tijdens de middelste fase van onze oefening, die van de liminaliteit, lieten we de energie in de ruimte zakken. We keerden onze blikken af van elkaar om die naar binnen te richten. Op een manier ervaarde ik toen in een flits dezelfde emoties als in de Abdij van Orval. Welke onderstromen worden voel- en zichtbaar als we in een tussenruimte verkeren, een ongewone toestand, een non-situatie?
Om de laatste fase, die van de re-integratie, in te zetten zochten we vanuit de tussenruimte elkaar langzaam terug op. Ik vierde met de mensen rondom me het verdriet dat ik had gevoeld, de leemte en de vermoeidheid. Het was niet iets om me voor te schamen of alleen te dragen, maar iets om in de groep te gooien en er samen op verder te bouwen. Bijna elke herhaling eindigde in een mooi collectief moment waarin ik me bewust was van iedereens parcours doorheen de oefening, van iedereens innerlijke staat en hoe die zich fysiek liet vertalen. Zo stonden we naast elkaar, uitgeput, bezweet, dorstig, anders, verbonden.
Tijdens de oefening was er voor iedereen ruimte om zijn eigen narratief te ontwikkelen. We vonden een manier om het individuele met het collectieve te combineren. Meer nog: voor mij voelde het alsof het collectieve de voorwaarde was om die persoonlijke en individuele lijnen mogelijk te maken. De collectiviteit draagt waar je als individu niet aan toe raakt.
Zo stonden we naast elkaar, uitgeput, bezweet, dorstig, anders, verbonden
Op de dag van het grote vuurritueel, 27 september, spraken we af om onze oefening nog eens te herhalen, maar deze keer als ritueel. We herhaalden dezelfde sequentie vele keren, al wisselde de ondersteunende muziek regelmatig om nieuwe mogelijkheden te openen. De herhaling verhief wat we deden. Herhaling, verdieping, leren kennen, vertrouwdheid, ... er ontstond een traditie in onze mini-maatschappij. Na onze gebruikelijke koffie en bijhorende -klets trokken we onze losse kleren aan en betraden de balletvloer.
Samen kozen we ervoor om het ritueel niet in detail te documenteren, daarvoor was de ervaring te persoonlijk. Maar het voelde verrijkend, warm en opende veel. Weten dat iets het einde is, een laatste van een reeks, is hoe dan ook een bijzondere ervaring. Het besef, voor en tijdens het ritueel, dat dit het punt was waar ik samen met de groepsgenoten wekenlang naartoe had gewerkt, was monumentaal. De ervaring was niet te vergelijken. Het persoonlijk narratief waar ik toegang tot had was diep, rijk en veelvuldig. Wat een dankbaarheid.
Het ritueel, dat plaatsvond toen ik al ongeveer twee maanden hormoontherapie volgde, liet toe om iets ongrijpbaars te manifesteren in een ruimte. Ergens was dit het opzet, maar ik was er helemaal niet op voorbereid. Dagen en weken, tot op heden, liet het ritueel en het proces ernaar toe een gloed na. Niet alleen had ik wonderbaarlijke en onverwachte verbindingen gelegd, datgene wat ons verenigt en samenbrengt werd tastbaar.
Pal in die ruimte werd een waarheid onmiskenbaar en voelbaar, ondersteund door iedereen die deelnam. Ik was, inderdaad, wie ik al wist dat ik was. De jarenlange schijnbewegingen hadden geen stand gehouden en waren, inderdaad, niet meer dan schijnbewegingen. Er ontstond een innerlijke rust; de veruitwendiging van het vuurritueel leidde het brandende gevoel weg uit mijn binnenste, maakte het deel- en daardoor ook vernietigbaar. Het was het totale losbreken van een diepe waarheid.
In de late avond hadden mijn groepsgenoten allemaal andere verplichtingen, waardoor ik alleen naar het grote vuurritueel van NTGent trok. Gelukkig kwam ik een tedere vriend tegen die ik jaren geleden ontmoette in een politiecel. Samen konden we kijken naar het verslindende vuur dat zich metershoog uitstrekte. Mijn gezicht gloeide en brandde tot het pijn deed, maar ik kon niet weglopen of me afwenden. Ik herkende in het vuur wat ik eerder die dag had gevoeld: de noodzaak om iets te laten ontstaan en voeden dat genadeloos vreet. Zo wordt een nieuw leven geboren, een andere realiteit gemaakt.
Vaarwel Emiel, ik hield van jou
Vaarwel Emiel, ik hield heel veel van jou
Wij dronken samen dezelfde wijn
Wij kenden samen dezelfde vreugd
Wij voelden samen dezelfde pijn
Vaarwel Emiel, ik ga nu dood
’t Is hard te sterven als de lente komt
Maar ik ga in vrede heb geen nood (Will Ferdy)