Een inleiding op de voorstelling 'Living Apartment Together' | NTGent
BEO1825 Koen Broos

Een inleiding op de voorstelling 'Living Apartment Together'

| 7 mei 2025
Dramaturg Matthias Velle schreef vlak voor de première van 'Living Apartment Together' een tekst die inzicht biedt in de ontstaansgeschiedenis van de voorstelling en de inhoudelijke beweegredenen van de makers. De foto's zijn van Koen Broos.

I. Een verstilde blik binnen in een verticale stad

Het is de eerste keer sinds het ALL GREEKS FESTIVAL eind vorig seizoen dat NTGent het centrum van de stad verlaat en voor meerdere weken in een perifere wijk neerstrijkt. Tussen de jongerenhub Casa09 en de immer bedrijvige Brusselsesteenweg – twee levensaders van de dichtbevolkte, diverse Ledebronx – ligt een lap braakliggende grond, een rafelrand van het stedelijke weefsel. Je bent er, net als het drukke verkeer, wellicht al talloze keren onoplettend voorbijgeraasd. Toch is het precies die plek waar NTGent al maanden naar op zoek was. De aangrenzende blinde zijgevel van Residentie Memling is een perfect projectievlak voor het filmische Living Apartment Together, terwijl de hele omgeving, ook door de onophoudelijke passage, een wezenlijk deel van de scenografie uitmaakt.

Voor deze locatievoorstelling slaat NTGent de handen in elkaar met het gelauwerde en gelouterde BERLIN van artistiek leider Yves Degryse. Zoals altijd bij het gezelschap, speelt film een hoofdrol. Dit keer echter geen beelden op talrijke schermen, in een black box of op een bühne. Ze worden levensgroot op de volledige zijgevel van het appartementsblok geprojecteerd. In het spoor van het personage Sophie, het mysterieuze meisje met de microscoop dat alle verhaallijnen letterlijk en figuurlijk bij elkaar puzzelt, opent die zijgevel zich op magische wijze. Je kan zo binnenkijken in vijf appartementen en een trap- en inkomhal. Beide zijn een kruispunt van deze verticale stad: de plekken bij uitstek waar de private levens van de veertien personages elkaar raken (de Beierse bergzweethond meegerekend). De meticuleuze montage van hun dagelijkse, ogenschijnlijk banale routines en rituelen, laat je verstillen, je blik vertragen te midden van het Ledebergs gewirwar.

II. Een intieme blik tussen verbinding en voyeurisme

Die visuele ervaring wordt auditief versterkt via een hoofdtelefoon. Door de uitgekiende geluidsmontage en de voortstuwende muziek (Peter Van Laerhoven en Winne Clement) lijk je soms middenin de dramatische actie te staan. Op andere momenten kan je van nabij meeluisteren naar de intiemste ontboezemingen. De live soundtrack van het stadsgeraas op de achtergrond voegt nog een echokamer aan de vijf appartementen toe. Je hele zintuiglijke ervaring wordt dus subtiel gestuurd door de beeld- en geluidsmontage. De bijzondere publieksopstelling (ontworpen door Manu Siebens) draagt hier ook toe bij: zitzakken en driezitjes die wat weghebben van luie strandstoeltjes, verspreid over het gras voor de gevel. Ze bepalen de hoek van waaruit je kijkt, het kikvorsperspectief waardoor je het flatgebouw bij avondval nog grootser en dramatischer voor je ziet opdoemen.

Maar finaal ben jij het zelf, is het de toeschouwer zelf die de montage in zijn hoofd maakt. Welke verbanden leg je tussen de verhalen? Je moet continu kiezen om je blik al dan niet te laten glijden van behoedzame ontmoeting naar invasief voyeurisme en terug. Hoeveel intimiteit, hoeveel kwetsbaarheid kan of wil je blik verdragen? In die glijdende beweging nodigt Living Apartment Together  je uit alle mogelijke verbanden en verbindingen onstuimig te omarmen, om in je eigen montage voelbaar te maken hoe al die kleine verhalen, in al hun peilloze eenzaamheid, deel gaan uitmaken van een groter betekenisvol geheel. Het is een oproep tot verbondenheid. Met ouden van dagen Roger en Marie, die op het punt staan te verhuizen. Tijdens een zoveelste opruimactie vinden ze een vergeten brief terug, die hun verhouding onherroepelijk doet kantelen. Met alleenstaande moeder Agnes, die als thuisverpleegkundige op de onverkwikkelijkste tijdstippen gaat werken. Met het dartele liefdespaar Thomas en Iris, dat in de fleur van zijn leven noodlottig nieuws moet zien te verwerken. En wie weet ook met elkaar, zo samen in die driezitjes?

BEO1647 Koen Broos

III. Een passagewerk over opvoering en ontmoeting

Deze zachtmoedige uitnodiging tot verbinding, tot ontmoeting van filmpersonages en publiek, is niet alleen een kwestie van de voorstelling zelf, maar ook van de opvoeringscontext. BERLIN en NTGent kiezen, precies als bij het ALL GREEKS FESTIVAL, voor een open en toegankelijke scenografie in de (semi-)publieke ruimte. Tijdens de opbouw en repetities gaan ze in gesprek met al wie belangstelling toont. Tijdens de opvoeringen kunnen passanten halt houden, meekijken en ook een koptelefoon krijgen.

Bovendien voegen veertien Gentse lookalikes van de professionele spelers in de film nog een cruciaal aspect aan het stuk toe: dat van de ontologie van het theater, van een lichamelijke aanwezigheid en de live overdracht aan de toeschouwer. Telkens een filmpersonage door de portiek het flatgebouw verlaat, neemt een figurerende Gentenaar met hetzelfde kostuum aan zijn plaats in, alsof die uit het projectievlak stapt. De lookalikes hebben geen gesproken tekst. Ze voeren slechts eenvoudige handelingen uit. Toch slaan deze schemergestaltes, in hun echtheid, de brug tussen de vooraf gefilmde spelers op scherm en het hier en nu van de opvoering. Net als tussen de private binnenwereld van het appartementsblok en de publieke buitenwereld in openlucht. Met tussen die twee werelden in nog een derde ruimte: de geheime kamers van herinneringen, onuitgesproken hersenspinsels en onverwerkt verdriet.

Dit concept roept allerlei complexe vragen op over de zijnsgrond van spel en theater. Wat is echtheid, authenticiteit, aanwezigheid? Wat is noodzakelijk om een empathische verbinding tussen personages en publiek mogelijk te maken? Volstaat een beeld, een geprojecteerde luchtspiegeling, of heb je een fysieke persoon nodig? En wanneer wordt een passant een personage?

IV. Filmische steden en frictie tussen feiten en fictie

Hoe kadert het concept van Living Apartment Together  – deze ingenieuze wisselwerking tussen film, stad en theater – binnen het oeuvre van BERLIN? Het gezelschap heeft een rijke traditie van stadsprojecten. Vanaf het prille begin (2003) focust het op filmische portretten van grootsteden als Jerusalem en Berlijn, of onooglijke dorpjes als Iqaluit, Bonanza en Zvizdal. De methode van BERLIN wordt gekenmerkt door een verlangen naar vertraging en een enorme documentaire aandrift. Elk stadsproject neemt ten minste een jaar in beslag, het aangrijpende Zvizdal  (2016) zelfs vijf jaar. Het start telkens met een tijdrovend vooronderzoek naar de stad en haar stedelingen. Daarna gaat BERLIN ook ter plaatse naar verhalen graven. Het spit er onvermoede, universele betekenislagen boven, met het geduld en de grondigheid van een team toegewijde archeologen. De uitkomst van die stadsarcheologie is steeds een weelde aan anekdotes, beelden en getuigenissen van geïnterviewde inwoners. En die inwoners zijn tegelijk ook de personages op scherm in de multidisciplinaire voorstellingen van BERLIN.

Het geeft aan dat documentair materiaal en verhaalstof aartsmoeilijk, zo niet onmogelijk, van elkaar te onderscheiden vallen. Wat is feit en wat is fictie? De werkelijkheid is bij BERLIN sowieso veelkantig en vaak zelfs paradoxaal: verschillende perspectieven schijnen elkaar uit te sluiten. Feiten zijn per definitie fictioneel en narratief: BERLIN selecteert en structureert ze, vertelt en performt ze, in film en op het podium. Zo monteert het collectief (net als de toeschouwer in zijn hoofd) de chaotische realiteit, zonder zichtbare causale verbanden en poëtische rechtvaardigheid, tot een min of meer coherent geheel.

In de loop van zijn twintigjarige bestaan gaat BERLIN die narratieve constructie van de werkelijkheid steeds nadrukkelijker tonen. Vooral in True Copy  (2021) en The making of Berlin  (2022) werpt het zich op als meester in misleiding, goochelaar met waarheid, waarachtigheid en leugen. Met die laatste voorstelling trekt BERLIN meteen ook een streep onder dat schalkse spel én onder de hele stedencyclus met documentaire insteek. Het twintigjarige jubileum van het gezelschap, dat bij het begin van het seizoen in de NTTent op Sint-Baafs gevierd werd, markeert een breuklijn in zijn artistieke ontwikkeling.

BQR9806 Koen Broos

V. Niets bestaat dat niet iets anders aanraakt

Maatschappelijke evoluties hebben die namelijk ingehaald. Schermen als spelers inzetten was voorheen uitermate inventief, maar vandaag is interactie via schermen alomtegenwoordig. Dit trumpiaanse tijdperk van fake news  en alternative facts  biedt bovendien nog maar weinig ruimte om genoegen te scheppen in toeschouwers op het verkeerde been zetten. Wantrouwen in de waarheid en zelfs in de werkelijkheid zijn even alomtegenwoordig als de genoemde schermen. Het drijft ons uit elkaar. Het gaat ons aan een gemeenschappelijk referentiekader ontbreken om nog met elkaar in gesprek te kunnen gaan, om te kunnen samenleven. En net daarom, als tegengewicht in dit getroebleerde tijdsgewricht, zetten BERLIN en NTGent alle multimediale middelen in om een oprechte theatertaal van ontmoeting en verbinding te ontwikkelen – tussen film, stad en theater, tussen personages en publiek, en tussen de personages in het appartementsblok onderling.

Een belangrijk aspect van die taal in Living Apartment Together  is wat Degryse ‘synchroniciteit’ noemt. Het begrip duidt op momenten van plotse, poëtische parallellie, op beelden, handelingen of gevoelswerelden die per toeval volmaakt op elkaar aansluiten. Degryse vertelt wel vaker de anekdote over hoe hij tijdens een nachtelijke wandeling in enkele nog verlichte appartementen van eenzelfde blok naar binnen keek. Hij zag gelijktijdig hoe in een appartement een glas gevuld werd en in een ander een glas werd leeggedronken. Het is een alledaags voorbeeld van een verbinding die aparte, private livinglevens overstijgt. Die gemeenschappelijkheid bestaat niet bij de gratie van wie haar beleeft (de personages), alleen maar bij de gratie van wie toekijkt en samen puzzelt (het publiek). In Living Apartment Together  is er sprake van vele letterlijke ontmoetingen, door een brandalarm, een telefoongesprek, een pizza die vergeefs naar haar bestemmeling zoekt.

Maar er zijn des te meer zulke figuurlijke verbindingen tussen personages, die je zelf kan maken – subtiele synchroniciteit waaruit de overtuiging spreekt dat niets bestaat dat niet iets anders aanraakt. Zoals wanneer een wiegelied van Farnoosh Khodadadeh weemoedig door de muren sijpelt en we myriaden manier van inslapen kunnen gadeslaan: geborgen in een moederlijke omarming, piekerend, wezenloos naar het plafond of je smartphonescherm starend, existentieel eenzaam, teder en intiem in elkaar verstrengeld,…

VI. Openhartige verhalen over tijdelijkheid en thuis

Zo laat Living Apartment Together veel ruimte voor the eye of the beholder. Je blik wordt gestuurd, je ervaring schilderachtig gekleurd, maar niet meer openlijk gemanipuleerd, zoals in het vroegere werk van BERLIN. Plus: het documentaire kader is verdwenen. Van bij het begin zet het stuk vol in op the willing suspension of disbelief, de waarachtigheid van fictionele verhalen, die in theaterdecors van appartementen gefilmd werden. Sommige van die verhalen hebben weliswaar een documentair uitgangspunt, zoals een krantenknipsel of anekdotes over maaltijdkoeriers – in de voorstelling zijn er vier die een appartement, een account en een morsig leven met elkaar delen. Voor het verhaal van Thomas en Iris ging Degryse zelfs te rade bij palliatief en oncologisch psychologen van het AZ Sint-Lucas: hoe breng je de verschillende stadia van een terminale ziekte waarachtig in beeld? Welke impact heeft dat verloop op de verhouding tussen geliefden, die stelselmatig naar een relatie van patiënt en zorgverlener toe evolueren? Maar vervolgens ging de verbeelding van Degryse en Tijssens met die documentatie aan de haal. Andere verhalen hebben geen enkele grond in de realiteit, zoals de wereld van Sophie.

Die verscheidenheid wordt consequent doorgetrokken in de speelstijl: het ene verhaal houdt zich aan de psychorealistische code van film, het andere wordt met een theatralere allure gespeeld. Het geldt tot slot ook voor de omgang met tijd: soms is de duur van een scène realistisch, soms wordt die ingedikt of uitgerekt. Er zijn steeds meer tijdsprongen, steeds meer verschillende tijdlagen in film en theater die als gelijktijdig ervaren kunnen worden (eveneens een aspect van de ‘synchroniciteit’ waarover sprake). Dat brengt ons bij een belangrijke rode draad doorheen de hele mozaïekvoorstelling: vergankelijkheid, het onvermijdelijk en meedogenloos verstrijken van de tijd. En dat impliceert ook afscheid, rouw en verlies. Elk verhaal in Living Apartment Together  raakt aan die thema's, hetzij door een bijna onzichtbaar weerhaakje, hetzij door de sloophamer van de opdoemende dood (en alles daartussenin). Nog een rode draad is het thema ‘thuis’ – de ruimtelijke dimensie van die tijdelijkheid. Wanneer wordt een huis een thuis, een plek waar je je geborgen en geworteld mag voelen? En wanneer houdt dat op? Wie of wat laat je perspectief op een woonplek definitief kantelen?

BQR9829 Koen Broos

VII. Een groots en troostend gebaar

Het is stom toeval dat die tijdelijkheid ook meespeelt in de theatrale ruimte van Living Apartment Together, op de locatie in Ledeberg waar het stuk is geland. In september 2025 kan het daar nog hernomen worden, maar daarna wordt die bijzondere witruimte volgebouwd met nagelnieuwe appartementsblokken. De urban void  wordt opgevuld. De open ruimte van ontmoeting en verbinding verdwijnt. Dat maakt die verliesplek ook – o goddelijke ironie! – tot een geschikt actieterrein voor Barbara Raes, partner van Degryse en eveneens artistiek leider van NTGent. Haar organisatie Beyond The Spoken geeft vorm aan rituelen van niet-erkend verlies. In NTGent is ze de bezieler van de lijn #kunstenzorg. Ze heeft een ritueel ontworpen dat het sluitstuk van Living Apartment Together  vormt. Een lijkwade van Valentine Kempynck, een tekst van Peter Verhelst en bezwerende basgeluiden van de enigmatische buizenman (walvisgehuil? een stoomschip dat de veilige haven verlaat?) zijn er de voornaamste puzzelstukjes van. Het ritueel laat alle lagen van de voorstelling met elkaar versmelten: van de filmpersonages over de theaterfiguranten tot het publiek, dat een actieve rol gaat spelen. Het maakt ruimte voor individuele rouw, voor echte herinneringen die zich aan dat fictief afscheidsmoment kunnen vasthechten. Maar er spreekt ook een onwankelbaar geloof uit dat wij die rouw, in het grootse, troostende gebaar dat theater kan zijn, collectief kunnen overstijgen – al zij het maar tijdelijk.

Alleen de mens kan fantaseren Alles zit nog vol met toekomst Voorbij de ­waanzin wacht de zachtheid Tot het aan de binnenkant blijft plakken Met gesloten ogen kan je zien wie je wil